Page : Blog: De Pen

Share

Schrijverslust

Een klein verhaal

De kleine kiezelstenen maakte knisperende geluiden onder zijn schoenen. Met elke stap die hij zette, op het grindpad langs de weg, drong het geluid dieper tot hem door.
Zijn ogen waren als smalle, donkere streepjes in zijn gezicht. Het was mysterieus…het licht…hoe het door de bladeren van de bomen scheen, op de wereld hier om hem heen. Het maakte kleine eilandjes van licht en schaduw. Het was prachtig. De vroege aprilzon scheen wonderlijk mooi op de mensen hier op straat. Alsof het iedereen wilde laten weten: maak je geen zorgen, ik bescherm jullie tegen al het kwaad. Warme en liefdevolle stralen recht uit de hemel. Het ging aan en uit, dat licht, terwijl hij onder de majestueuze bomen liep van Sint Simon Avenue.
Het was werkelijk prachtig, deze algehele sfeer. Alles was weer tot leven aan het komen na de verlammende kou van de wintermaanden. Zelfs de mensen leken weer meer uitgelaten te zijn, vrolijker en blijer dan voorheen.
Sint Simon Avenue was bijzonder. Het was een van die straten die jou direct meenam naar een lang vergeten tijd. De warenhuizen, de woningen ertussen, de bedrijfjes en de enkele levensmiddelenzaak, alles deed het voorkomen dat het niet door mensenhanden was gemaakt. De organische vormen, de ongelooflijke details en vooral de onverwachte lijnen en hoeken in de architectuur, gaven het de impressie dat deze gebouwen inderdaad door de natuur zelf waren gemaakt.
De straten waren gelegd met de bekende kleine, donkergrijze, rechthoekige keien die de hooggehakte dames een uitdagende wandeling bezorgden. Rond elke boom zag je de typische smeedijzeren hekjes, niet hoger dan vijftig centimeter.
In zijn ogen was het ronduit perfect. Natuur en menselijke arbeid in harmonie samengebracht. Een samenwerking die zo uitmuntend, bijna goddelijk, was dat deze slechts eens in de zoveel millenniums kon plaatsvinden.

Wanneer hij haast had, zou hij hier niet komen. En als hij dan toch haast had, dan zou hij ervoor zorgen dat hij zich onmiddellijk zou onthaasten, het moment dat hij Sint Simon Avenue naderde. Hij genoot zo enorm van deze straat dat hij geen enkel moment onbenut wilde laten om ervan te genieten. Hij was nooit teleurgesteld om alles steeds opnieuw te zien. De gebouwen, de bomen en nu, vooral, de kleine eilandjes van licht op de rechthoekige keien van de straat.
Op het plein, waar vorig jaar een veld van lelies was geplaatst, bleef hij even staan om te genieten van de zoete geur die zich voorzichtig met de lucht begon te mengen. Dit was zijn favoriete plek geworden en hij had het Lelieplein genoemd.
Het plein was eigenlijk genoemd naar een of andere dokter, een dokter Q. A. Handersson, die bekend was geworden door het vinden van een goed werkende behandeling tegen een of andere ernstige hersenaandoening. Maar, omdat hij deze dokter nooit had ontmoet, en niets wist over die goed werkende behandeling, en hij de geur en de kleur van de lelies zo bijzonder fijn en mooi vond, was hij het plein Lelieplein gaan noemen. Hij vond dit een veel betere naam.
Hij was gek op deze plek. Vooral nu. Vorig jaar, toen de stadsraad eindelijk besloten had dat het voor gemotoriseerde voertuigen verboden was om Sint Simon Avenue, en het Lelieplein, op te gaan, was alles hier zoveel rustiger en fijner geworden. Natuurlijk was er in het begin enig protest, vooral van de winkeleigenaren en bedrijven die bang waren dat ze hierdoor hun winst zouden zien dalen, maar de stadsraad had dit probleem voorzien en zorgde dat er mogelijkheden kwamen voor vrij parkeren rondom het autovrije gebied en dat de bewoners en winkeleigenaren een pas kregen waardoor ze toch met hun voertuig bij hun woning of bedrijf konden komen.
Het liefst kwam hij hier in de ochtend, om enige tijd languit in het gras te liggen, kijkend naar de lucht en de bomen, en omringt te zijn door honderden zoet ruikende, prachtige lelies. Soms, in de zomer wanneer de temperatuur tot een bijna ondraaglijke hitte steeg, glipte hij uit zijn appartement, nam een kleedje mee, en bracht de nacht door op het plein tussen de lelies.
Maar, ondanks dat hij vroeg genoeg was en hij de verleiding voelde om zichzelf tussen de heerlijke zoet ruikende bloemen neer te leggen, liep hij ditmaal met een nieuw soort doelgerichtheid over het plein richting de haven. Hij was op weg naar de Duitse bakker die hij een kleine maand geleden had ontdekt. De bakkerij had onlangs zijn deuren geopend en de eigenaar, ene mevrouw Berger, kwam van de zuidkant van het eiland. Haar bakkerij deed daar niet zulke goede zaken, waardoor ze de gok had genomen om haar bakkerij hier een nieuwe start te geven. En dit bleek een goede keuze te zijn geweest. Na een maand had ze meer dan genoeg vaste klanten.

Met een overdonderende zonnestraal liep hij de bakkerij binnen. Mevrouw Berger groette hem hartelijk. Hij keek even op en glimlachte. Hij was niet de meest spraakzame en mevrouw berger vond hem, om dit simpele feit, een interessant persoon. In de meeste gevallen kwam hij de bakkerij binnen, wees aan wat hij die dag wilde hebben, betaalde en verliet de bakkerij weer zonder een woord gewisseld te hebben. Voor de meeste mensen werd dit gezien als onbeleefd, en het zou de eerste keer niet zijn dat iemand een discussie met hem begon, alleen al om hem aan de praat te krijgen. Maar voor mevrouw berger was deze jongeman juist een integer en oprechte verschijning, die ze graag in haar bakkerij zag komen. Ze hield van oprechte mensen.
Dus, telkens wanneer hij haar bakkerij binnenkwam, begroette zij hem met een glimlach en hielp hem zonder een woord te zeggen.
Geduldig wachtte hij tot de vrouw voor hem klaar was met haar bestelling. Ondertussen nam hij de tijd om te zien wat hij vandaag zou nemen. Het viel hem op dat er enkele nieuwe broodjes waren. Iets dat op de bekende pretzels leek, maar met net een andere vorm en er waren enkele zeer smakelijk uitziende gevulde broodjes.
Mevrouw Berger keek naar hem en glimlachte.
‘Wil je er een proberen?’ vroeg ze hem.
Hij knikte.
‘Wil je er van elk één?’ vroeg ze.
Weer knikte hij.
‘En hetzelfde als normaal?’
‘Graag,’ antwoordde hij.
Nu keek Mevrouw Berger op. Dit was de eerste keer dat hij tegen haar sprak. Ze keek hem aan en glimlachte weer. Ze pakte het vloerbrood en pakte het in papier.
‘Dat wordt zeven vijfennegentig,’ zei ze.
Hij gaf haar het gevraagde geld, aanvaarde het wisselgeld en liep de bakkerij uit de zon weer in.

Het was inmiddels vijf jaar geleden sinds hij hier was gekomen om zijn eerste, onafhankelijk hoofdstuk te beginnen. Hij had zijn eigen appartement, een voldoende, maandelijks inkomen en een redelijke kennis van de wereld om hem heen. Hij kwam van St. Hillfort. Een van de vele huizen voor de psychisch verstoorde mensen of ‘minderbegaafde jongeren’ zoals meneer Brown zou zeggen, de conciërge van St. Hillfort.
Het was opmerkelijk om te zien dat de westkust meer en meer gedomineerd werd door dit soort instituten. Maar blijkbaar was het nodig. Elk instituut had een wachtlijst aan potentiële klanten. Maar wellicht werden mensen, of eigenlijk vooral ouders, momenteel vooral paranoia bij de ontdekking dat er eigenlijk helemaal niets mis was met hun kind.
Hoogstwaarschijnlijk wilde ze niet wakker worden van de droom, waarin ze het idee najagen dat ze iets goeds moeten doen, maar in werkelijkheid van hun geld worden ontdaan door een van de vele placebo instituten.
Voor hem was het echter anders. Hij kon zich niet herinneren dat hij door iemand naar St. Hillfort was gestuurd. Zolang hij het zich kon herinneren was hij altijd daar geweest en werd hij zelfs als de zoon van St. Hillfort gezien. Maar, ondanks dat hij een uitzondering was in vergelijking tot de andere ‘inmates’, zoals zijn gang-meester de jongens noemde, was hij net als iedereen, volgde een volledige lijst van therapieën, werd onderwezen en deed zijn deel van de karweitjes in en rondom St. Hillfort.
In zijn latere jaren, na zijn achttiende, bracht hij zijn vrije tijd meestal alleen door en zwierf hij langs de kust, door de duinen en over de stranden. Niet omdat hij geen vrienden had of dat mensen een hekel aan hem hadden, nee, hij was gewoon liever alleen. Hij deed de dingen die van hem verwacht werden, maar zodra het kon, ging hij in de duinen wandelen en struinen op het strand. Het personeel van St. Hillfort zag er geen kwaad in, om hem zo rond te laten zwerven. Ze wisten inmiddels dat hij een goede jongen was, die niemand kwaad zou doen of een gevaar voor zichzelf zou kunnen zijn. Hij kwam altijd terug en als hij wat later was dan gewoonlijk, had hij altijd een goede…en interessante…verklaring: hij moest de zon in de oceaan zien zakken of; hij was een sprinkhaan tegengekomen die een praatje met hem wilde maken.
Het was mede hierdoor, dat ze het erover eens waren dat het wel eens tijd kon zijn voor hem, om een leven buiten de muren van St. Hillfort te beginnen. Ongeveer zes maanden keken ze hoe de zaken zich zouden ontwikkelen en of ze alles moesten heroverwegen, maar het werd snel duidelijk dat hij zich prima kon redden. Hij was een beetje 'traag', maar bleek prima voor zichzelf te kunnen zorgen.
Wel duurde het even voordat ze een geschikt appartement voor hem konden vinden. Ze hoopten iets in de buurt te vinden, maar het enige appartement dat beschikbare was, en geschikte was, en ook nog redelijk in prijs moest zijn, lag op Doily Island in de stad Goldsbury, wat een oud historische stadje was met een beroemd kasteel uit de vroege Middeleeuwen.
Ze hadden hem liever zelf nog wat in de gaten willen houden, terwijl hij zich in zijn nieuwe omgeving zou settelen, maar nu ze dit appartement op Doily Island hadden gevonden, hadden ze met een nabijgelegen, coöperatieve instelling, afgesproken dat ze af en toe zouden gaan kijken hoe het met hem ging. Ook de huismeester, die hij graag mocht, beloofde dat hij hem elke drie maanden zou komen opzoeken.

Het was een onvergetelijke reis voor hem. Zodra ze hem hadden verteld dat hij op zichzelf kon gaan wonen, op Doily Island, met een eigen appartement, kon hij niet meer slapen van enthousiasme. Hij begon elk beschikbaar boek over het eiland te lezen, en vooral Goldsbury had zijn onverstoorde interesse. Uiteindelijk, toen de grote dag kwam, nam hij, samen met zijn de huismeester, de veerboot die hem naar zijn nieuwe huis zou brengen.
In het begin had hij wat moeite om zich aan te passen aan zijn nieuwe omgeving. Er waren nieuwe geluiden en nieuwe mensen, maar de vreugde van het onafhankelijk zijn, en het hebben van een eigen appartement, deed zijn verwarring snel plaatsmaken voor enthousiasme en plezier en wist hij snel zijn dagen te vullen met allerlei activiteiten.

Toen hij het plein en de Sint Simon Avenue had ontdekt, werd hij meteen verliefd op zijn nieuwe thuis. Alles was hier zo anders. De straten waren zo mooi, zo anders dan de stranden, maar toch heel opwindend. Honderden mensen kwamen elke dag voorbij, druk met hun dingen en altijd op weg naar onbekende bestemmingen. Hij vroeg zich af wat die dingen en bestemmingen konden zijn. Urenlang kon hij door de straten lopen, over de lanen, kijkend naar mensen en verzon verhalen over het leven van degenen die hij passeerde.
Het enige waar het personeel zich zorgen over maakte was het feit dat hij geen nieuwe vrienden leek te maken of bereid was een sociaal leven op te bouwen. Hij was zeker niet sociaal gestoord, hij was altijd erg vriendelijk tegen anderen, maar hij leek oprecht niet geïnteresseerd te zijn in het maken van nieuwe contacten. Ze wisten allemaal dat hij niet zo'n prater was, in feite leek hij het gelukkigst als hij niets hoefde te zeggen en als hij alleen kon zijn. Voor het grootste deel waren ze eigenlijk zeer tevreden over hoe hij het deed en zijn vermogen om zijn plaats in de maatschappij een vorm te geven. Na vier jaar besloten ze dat nog slechts eenmaal per jaar bezoeken voldoende was.

Toen hij zijn appartement weer binnenkwam, merkte hij een vreemde, maar half bekende geur, op die hem naar de keuken deed rennen. Opnieuw was de vers gezette koffie verbrand! Zoals gewoonlijk bleef hij te lang weg en vergat dat hij koffie had gezet. Hij vond het ergens juist slim, om koffie te zetten vlak voordat hij wegging. Als hij dan terugkwam, zou er vers gezette koffie op hem staan te wachten. Maar helaas, het ging altijd mis. Hij zou het moeten weten, hij zou het zich moeten herinneren van al die keren daarvoor, maar hij vergat het telkens opnieuw. Deze keer was niet alleen de koffie droog gekookt, maar was zelfs de bodem van de koffiepot helemaal verdwenen, geheel doorgebrand.
Met een uitdrukking van verbazing probeerde hij de mogelijkheden te begrijpen van het verbranden van metaal. Het leek voor hem een onmogelijkheid. Hout brandde, papier brandde, nou ja, er waren veel dingen die konden branden, maar hij had nooit gedacht dat metaal kon branden.
Ik had een nieuwe moeten kopen toen ik weg was, dacht hij bij zichzelf.
Hij pakte de verbrandde koffiepot en gooide hem, met inhoud, of wat er nog van over was, in de vuilnisbak. Om een nieuw kopje koffie voor zichzelf te maken, pakte hij nu een van de aluminium kookpotten, schonk er wat water in uit de kraan en zette het op het fornuis. Dit keer zou het oploskoffie worden.
Hij zette de gekochte etenswaar in de koelkast en plaatste zich aan de keukentafel en keek wat er verder nog in de boodschappentas zat. Tot zijn verbazing vond hij een pen. Dit was heel vreemd. Hij had geen pen gekocht en hij kon zich niet herinneren dat iemand hem een pen cadeau had gedaan. Hij herinnerde zich dat hij andere dingen had gekocht, ook al wist hij niet meer wat het was. Dit verontrustte hem. Zou dit kunnen betekenen dat hij bepaalde dingen begon te vergeten?
Hij wist dat het personeel in St. Hillfort hem had verteld dat hij een beetje "anders" was, maar hij kon zich niet herinneren dat ze ook hadden gezegd dat hij vergeetachtig was.
Of is dit misschien wat ze bedoelden met dat ik een beetje anders ben, dacht hij. Het verwarde hem ernstig. Wat maakte hem zo anders? Was het omdat hij vergeetachtig was? En zo ja, waarom herinnerde hij zich dit dan niet? Of was het omdat hij zich niet kon herinneren dat hij anders was en waarom hij zich altijd zo hard probeerde te herinneren wat al vergeten was? Maar dit zat hem nog meer dwars! Dit zou betekenen dat hij nooit zou weten waarom hij anders was, omdat hij het altijd zou vergeten. Hij zou altijd te laat zijn om het zich te herinneren! Dit was waarschijnlijk waarom ze hem er altijd aan moesten helpen herinneren dat hij anders was, dacht hij. Maar waarom? Waarom zou je je iets herinneren dat al vergeten is? Wat heeft dat voor zin? Echt?
Hij haalde de pen uit de boodschappentas en legde het voor zich op de keukentafel. Wat heb ik aan een potlood als ik niet weet of ik het gekocht heb of niet, dacht hij.
Toen schoot hem een revolutionair idee te binnen. Een pen is gemaakt om te schrijven. Waarom begin ik dan niet te schrijven, dacht hij. Even peinsde hij erover of dit idee wel een goed idee was, maar uiteindelijk vond hij het zonde van de tijd om hierover na te denken. Waarschijnlijk zou hij het idee weer vergeten zijn.

Hij ging weer naar buiten, besefte dat hij zijn jas nog aanhad, en liep meteen naar een nabijgelegen boekhandel om wat papier te halen. Hij had zelf geen papier in zijn appartement, of iets anders dat geschikt zou zijn om op te schrijven, want hij was ervan overtuigd dat het nutteloos was om iets te hebben waarvan je niet zeker wist of je het ging gebruiken.
Voor het eerst kwam hij terug in zijn appartement zonder dat hij verwelkomt werd door de eigenaardige geur van verbrandde koffie. Het water, dat hij eerder op het fornuis had gezet om oploskoffie te maken, was wel volledig verdampt en het enige dat zijn aandacht nu trok, was die typische geur van aluminium wanneer dit verhit wordt. Deze keer, echter, was hij op tijd om te voorkomen dat er iets zou verbranden.
Om de een of andere vreemde reden, die hij niet kon verklaren als iemand nieuwsgierig genoeg was om hem ernaar te informeren, kocht de man twaalf pakken schrijfpapier. Elk pak bevatte honderd vellen papier. Het gaf hem een totaal van twaalfhonderd blanco vellen papier om op te schrijven. Hij twijfelde er niet aan, een eenvoudige man zonder eerdere schrijflust, of hij zou inderdaad een verhaal van twaalfhonderd bladzijden gaan schrijven. Hij pakte de pen, dat zich op mysterieuze wijze in zijn boodschappentas had geplaatst, en begon ermee over zijn voorhoofd te wrijven.
Waar moest hij over schrijven, dacht hij. Hij had geen idee. Zijn hoofd was leeg, geen enkele gedachte diende zich aan of gaf hem de minste inspiratie om de eerste zin op papier te zetten. Het werd een peinzend moment. De verwondering begon een eigen leven te leiden en liet de bron van dezelfde verwondering achter zich. En daar, op dat moment dat de verwondering los komt te staan van de wondermaker, dat de fantasie zich los begint te maken van de plek waar ze uit ontsprong, gebeurde het onverklaarbare…
Deze arme man, die nooit het voorrecht had om iets te hebben, zoiets als wat wij een talent zouden noemen, dat ons een respectvolle plaats geeft in een veeleisende maatschappij. Deze man die een gemakkelijke, een beetje terughoudende en eenvoudig, denkende kerel was, raakte plotseling in een meest obsessieve staat van onverstoorbaar schrijven. Uit het niets leken de woorden uit zijn pen gekatapulteerd te worden. Alsof dit moment eindelijk geboren was, waarin deze man zich kon bevrijden van de enorme druk die hem al die jaren weerhield om zijn rijkdom aan woorden de vrijheid te geven. Eindelijk kon het de vrije loop gaan.
In minder dan tien minuten was de eerste pagina geboren. Een tweede pagina, een derde, vierde, vijfde, en het eerste hoofdstuk. Meer dan vijftig pagina's kwamen uit de vingers, de verbeelding van deze man, die nooit meer schreef dan een geheugensteuntje om hem eraan te helpen herinneren wat hij die dag moest kopen. Nu kon hij niet stoppen met schrijven. Hij was niet van plan om te stoppen, om een pauze te nemen, of zelfs maar te evalueren waar zijn schrijven over ging, of om te zien of het wel goed was. Hij bleef schrijven, schrijven en schrijven. De uren vlogen voorbij, alsof deze bang waren niet op tijd te zijn. Wat konden ze doen? De man leek nergens meer om te geven. Het werd donker buiten, terwijl de man het mysterieuze potlood over het papier bleef bewegen, woord na woord produceerde, zich niet meer bewust van zijn eigen omgeving.
Elke bladzijde die hij schreef legde hij onmiddellijk naast zich neer. Elke fractie van een seconde dat hij het papier verving, was een verstoring voor zijn schrijven. De vloer met het blauwe tapijt werd al snel gevuld met een groeiende stapel papier.

Het was nu nacht en hij was nog net zo gedreven als op het moment dat hij was begonnen. Hij had het licht niet aangedaan, het kwam niet in hem op om zoiets te doen. Hij was geabsorbeerd, geobsedeerd door zijn schrijven. Buiten was het nu pikzwart. De enige bron van licht kwam van de lantaarn, die naast zijn appartement stond, die zijn glinsterende licht door het raam wierp. Maar de arme man merkte de duisternis niet op. Nog steeds bewoog de pen in zijn hand als een heldhaftige ridder over het maagdelijke papier, een spoor van zijn wildste avonturen achterlatend.
Een nieuwe dag maakte zijn opwachting, zorgde ervoor dat hij gezien kon worden door iedereen die bereid was daar de moeite voor te nemen, maar niemand was er…niemand kende hem. Voor de pasgeboren schrijven maakte het niets uit. Niets anders dan de witte kantjes papier waarop hij schreef trok zijn aandacht.
In deze nieuwe ochtend vergat hij zijn ochtendkoffie, zijn ontbijt, het poetsen van zijn tanden of zelfs te ontlasten. Het was hem allemaal vreemd. Zijn diepste gedachten, zijn onbewuste zelf, openbaarde zich eindelijk en niets op deze wereld kon hem tegenhouden of hem tot iets anders aanzetten. Dit was het moment. Zijn moment! Dit was zijn moment om een verschil te maken in deze wereld, waar je niet zou worden opgemerkt tenzij je iets opmerkelijks kon leveren. Er was niemand om hem te steunen, of om hem te helpen de juiste manier te vinden om zijn gevoelens en gedachten te uiten. Hij was alleen en bezig. Hij stond niet op om te eten, hij ontlastte zich ter plekke alsof het de normaalste zaak van de wereld was.
Dagen gingen voorbij terwijl de stapel met papier groeide. Het grootste deel van de vloer van het appartement was nu bedekt. Zonder enig teken van vermoeidheid bleef de pen maar bewegen, als een furie die was losgebroken. Woord na woord, zin na zin werden geboren uit de kern van hun schepper. Gedachte na gedachte werden gematerialiseerd op papier. Een bloem die leerde bloeien na vele jaren in de schaduw te hebben gestaan. Het was een onbeperkte bron van inspiratie die deze man dreef tot een obsessief, grenzeloos verlangen om iets te produceren dat begrepen kon worden.
Maar begreep deze man zelf wel de omvang van zijn creatie? Was hij zich wel bewust van zijn eigen kunnen? Zijn actie? Was hij zich bewust van zijn enorme productiviteit? Niemand in deze grote stad wist van zijn bestaan en toch deed hij hier iets dat waarschijnlijk herinnerd zou worden door iedereen die zijn werk onder ogen zou krijgen. Het leek zich gewoon niet aan de man zelf kenbaar te willen of kunnen maken. De enige overtuiging die hij wellicht nu had, werd zichtbaar met dit potlood. Een potlood dat per ongeluk in een boodschappentas was gevonden.

Je zou denken dat iedereen, die in een stad woont, wel iemand heeft, een vriend of kennis, die af en toe een bezoekje komt brengen of belt om te kijken hoe het gaat. Helaas, dit is een veronderstelling die alleen een naïef mens, die hoogstwaarschijnlijk niet in een grote stad woont, kan bedenken. De teleurstellende waarheid is, niet alleen de grote stad juist de plaats is om in de vergetelheid te raken, maar dat de persoon waar we het over hebben ook een van de, wat we zo goed weten te verwoorden, verschoppelingen van de maatschappij is. Gewoon, omdat deze man een beetje anders was dan alle anderen. Niet alleen leefde hij een eenzaam leven, hij was ook een van de zeldzame mensen wiens enige gave in karakter was, zijn sterke vermogen was om volledig vergeetachtig te zijn.
Nu zat deze man gevangen in een daad van zo’n obsessieve aard, waarbij hij totaal vergat om het meest basale levensonderhoud in stand te houden en zichzelf letterlijk kwijt te raken in deze daad van schrijven. Zijn geest was ontdaan van alles dat het schrijven zou kunnen onderbreken of verstoren. Niets dan woorden kwamen als een onvermoeibare stroom, die het onverklaarbare verklaarden, het ongeziene liet zien, afkomstig uit zijn diepste centrum, gematerialiseerd op papier.
De ervaring was meer dan prachtig. Elke stap die hij zette gaf hem het gevoel dat hij de held was van dat moment. Iedereen wist dit, hoewel niemand er was om hem op te merken.

De zilte noordenwind maakte zijn opwachting, maar het voelde geweldig. Het zand liep in zijn mond en zijn huid smaakte naar zout. Langzaam, zonder duidelijke bestemming, liep hij kijkend naar de oceaan die de enorme golven verpletterend op de eindeloze zandkusten van de westkust smeet. Het was zijn favoriete plek. Hier voelde hij zich compleet, omringd door de elementen, niet gestoord door de wetenschap dat hij anders hoorde te zijn dan de rest. De rest! De rest! Het riep altijd vragen bij hem op.
Wat was het toch, wanneer ze spraken over de rest? Was het de rest van de wereld? Of bedoelden ze de patiënten die samen met hem op St. Hillfort woonden?
Voor hem leek er geen verschil te zijn tussen hem en de anderen. Zij waren er allemaal, hij was er, en zoals zij een deel van hem waren, was hij een deel van hen. Hij stelde deze vragen niet meer, niet aan zijn kamerheer, niet aan de psychiater of iemand anders van het personeel. Hij was er snel achter gekomen dat zij niet wisten wat het juiste antwoord was. Maar hier, opgenomen door het licht van de ondergaande zon, bewogen door de kracht van de wind en gedragen door het zand van de westkust, hoefde hij geen vragen te stellen. Er waren hier geen vragen die beantwoord hoefden worden. Hier was er niets om over na te denken. Alles vond gewoon plaats en het kon niet perfecter zijn.
Hij vernauwde zijn ogen toen de ondergaande zon hem betoverde met de enorme intensiteit. Het oranje licht absorbeerde hem. Verdwijnend in een andere wereld, een andere werkelijkheid, keek hij toe hoe de zon zijn magische voorstelling gaf. Dieporanje licht ging over in geel, dat langzaam verdween in een fluwelen violet waarin kleine witte vonkjes dansten op een onbegrijpelijk ritme.
Langzaam sloot hij zijn ogen, waardoor het licht door zijn wimpers gleed. De schoonheid was onovertroffen. Niets van wat hij tijdens die lange en saaie lessen had gelezen of geleerd, kon hem doen begrijpen wat hij nu zag. Misschien was dit de reden voor zijn verlangen om hier te komen. Om een soort evenwicht te vinden tussen wat men hem wilde leren en wat hij kon ervaren, in contact komen met alles wat niet met woorden te begrijpen of te leren is.
Hij draaide zich om keek naar waar hij vandaan was gekomen. In de verte kon hij St. Hillfort zien liggen, verborgen tussen enkele duinen. Zand, vliegend vanaf de top van de duinen, maakte dat het gebouw leek te worden opgeslokt door een eeuwige, mystieke mist.
Spoedig zou hij vertrekken. Naar een nieuwe plaats, een nieuwe omgeving met een nieuw thuis. Het was onbekend voor hem, waar hij heen ging. Het draaide zich terug naar de oceaan. De zon was ondergegaan en de wind begon te liggen. Het was perfect.

Sinds de eerste dag, in deze nieuwe omgeving, deze nieuwe stad en zijn nieuwe huis, voelde hij zich als een ontdekkingsreiziger in een vreemde wereld. Nooit eerder was hij in zo'n grote stad geweest, nooit eerder was er zoveel te zien, te leren, te voelen en te ervaren. Zoveel, waarover hij niet kon praten. Het was bijna overweldigend. Pas nadat hij ervan overtuigd was, dat alles de volgende ochtend er nog zou zijn, voelde hij de rust om 's avonds naar bed te gaan en te slapen. Na drie dagen en nachten verkennen besefte hij, hoe beperkt zijn wereld was tijdens zijn verblijf op St. Hillfort. Hij vond het jammer dat dit alles er was zonder dat hij het wist. Het deed hem beseffen dat er waarschijnlijk nog veel meer van dit soort plaatsen waren, die hij niet kende en die op hem wachten om ontdekt en ervaren te worden. Waarom hadden ze hem dit nooit verteld? Het maakte hem verward en angstig.
Nu, vijf jaar later, trok hij rond in deze grote stad als een onafhankelijk man, vol informatie, ervaring en kennis. En hij bleef ontdekken. Dag na dag verkende hij nieuwe delen van de stad. Delen waarvan er nog zoveel te vinden waren die hem riepen.
Maar, toch was en bleef hij een beetje anders.

De stapel van beschreven papier werd groter en groter naarmate de weken verstreken. Het appartement stonk inmiddels en was enorm stoffig geworden. Wie hier naar binnen zou gaan, zou snel concluderen dat het huis verlaten zou moeten zijn. Totdat ze zouden stuiten op de man, voorovergebogen aan de keukentafel, omringd door een grote stapel geschreven papier. Geen spier bewoog hij, behalve zijn arm die mechanisch over het papier heen bleef bewegen. Al die dagen had hij zichzelf aan het schrijven gehouden zonder iets van voeding tot zich te nemen. Zijn lichaam was bijna volledig ontdaan van essentiële vloeistoffen, waardoor het een afschuwelijk aanzicht werd voor iedereen die hem hier toevallig zou aantreffen tijdens het schrijven. Zijn huid was verrimpeld en uitgedroogd, had zijn normale, gezonde kleur verloren en begon schilfers van dode huid te verliezen. Zijn haar was grijs geworden en begon op sommige plaatsen uit te vallen. De man had langzaam zijn gezonde, lichamelijke vorm verloren, langzaam begon hij te verdampen in vergetelheid. Van substantie naar niets, van leven naar dood. Hij leek te verdwijnen, was het niet dat hij nog steeds bleef schrijven.

Het verhaal liep ten einde. Van de twaalfhonderd die hij had gekocht, waren er nog twee vellen papier over. De man zelf was er niet meer. De woorden kwamen nog steeds met dezelfde snelheid, dezelfde onverstoorbare stroom, uit deze meest onverwachte bron. Niet de geringste vorm van aarzeling, of een soort van erkenning van het feit dat hij aan de laatste twee bladzijden was begonnen, was van hem af te lezen. Hij bleef de woorden produceren en schreef ze zonder onderbreking op.
Hij had de laatste bladzijde neergelegd en schreef nu de laatste woorden op, die een einde aan zijn schrijven zouden maken. Twaalf weken ononderbroken schrijven. Twaalf weken voor het maken van een verhaal waar niemand iets van wist en wat niemand zou kunnen vergeten. Het was door hemel en hel verbonden door het gebruik van deze ene man. Een man die toevallig een beetje anders was.
Anders of niet, deze man, die nooit wist wat hij nodig had of wat überhaupt nodig was om een gewenst resultaat te krijgen, had op magische wijze een exact hoeveelheid papier gekocht dat nodig was voor dit schrijven. Het hele verhaal was zonder enige fout op twaalfhonderd bladzijden gezet. Geen woord was verspild, geen stukje papier was verloren gegaan. Het hele verhaal was geschreven en uitgevoerd op een perfecte en bewonderingswaardige manier. Grammaticaal en literair.
Terwijl hij naar de laatste pagina ging, sloeg de klok aan de keukenmuur het uur van twaalf uur. Hij schreef zijn laatste woorden op, de laatste zinnen van zijn enorme verhaal:

... "Zoals het kleine meisje begon te leren, waren de ervaringen van het opgroeien niet alleen maar een gegeven kennis. Belangrijker, misschien, was het besef dat elke ervaring een viering was van de jeugd. Of eigenlijk niet een, maar DE viering van de jeugd!”…

De pen kwam neer op het papier om deze laatste zin te beëindigen met een punt. De pen raakte het papier, liet de inkt achter op de gekozen plek om de stip te produceren, kwam weer omhoog van het papier en viel onmiddellijk uit de man zijn hand en op het papier. Er was een lichte aarzeling bij de man te zien. Alsof hij even, op dat moment, een kort besef had van wat hij had gedaan. Maar, het was reeds voorbij. Het hoofd van de man volgde de pen. Langzaam schoof het naar voren, zakte in elkaar, tot het op de laatste pagina die hij had geschreven neerkwam. Zijn ogen stonden wijd open, uiterst helder. Geen verdriet, geen teken van teleurstelling. Hij leek bijna gelukkig, opgelucht. Alles aan hem gaf de indruk van totale sereniteit. Alsof sterven zijn zelf gegeven beloning was voor het schrijven van dit gedenkwaardige verhaal.
Wat kon hij anders doen?